Het biopsychosociaal pijnmodel
Chronische pijn heeft een heleboel effecten. Hoe langer het bestaat, hoe minder grip op de pijn en hoe minder goed het functioneren. Het beïnvloedt het dagelijks levenvaak in negatieve zijn en er ontstaat een negatieve spiraal.
Het lichamelijke krijgt invloed op het geestelijke en het sociale leven en het is bekend dat mensen die “niet goed in hun vel zitten” pijn minder goed kunnen verdragen. De interactie tussen het lichamelijke (pijn), het geestelijke (welbevinden) en het sociale (functioneren) kennen we als het biopsychosociale model.
We gebruiken deze theorie zodat u beter met uw pijn om kan gaan en om te voorkomen dat u verder in de negateve spiraal terecht komt.
Belangrijk is het wel om te weten wat er gebeurt als pijn blijft bestaan nadat het weefsel allang hersteld en genezen is en er dus eigenlijk geen pijn meer hoort te zijn. Wat gebeurt er als er chronische pijn ontstaat. Daarvoor is een toelichting nodig van een tweetal theorieën. Deze verklaren ook waarom chronische pijn vaak niet meer goed reageert op klassieke pijnstillers.
De poorttheorie van de pijn:
In het ruggenmerg en de hersenen zitten zogenaamde pijnpoorten die de ernst van de pijn bepalen door meer of minder signalen door te laten. Deze poort bepaalt dus of een prikkel als pijnlijk wordt ervaren, hoeveel pijn deze prikkel dan doet en hoe lang deze aanhoudt.
Als de pijnpoort dicht is, dan wordt de prikkel niet als pijnlijk ervaren. Zo kan zelfs de sterke pijnprikkel na een val in een sportwedstrijd tijdelijk uitgeschakeld worden door de drang van de sporter om de wedstrijd te winnen. Andersom kan angst pijn juist erger laten aanvoelen doordat de poort dan maximaal open staat.
Verschillende soorten pijnmedicijnen werken op deze pijnpoorten in. Bij chronische pijn kan de pijnpoort ontregeld raken en steeds langer blijven openstaan, dit wordt sensitisatie genoemd (zie hieronder). Chronische pijn wordt beschouwd als een ziekte van de pijnzenuwen zelf, en wordt bij de neurologische aandoeningen ingedeeld.
Sensitisatietheorie:
Sensitisatie (=gevoeliger worden) maakt pijnzenuwen als het ware overgevoelig. Er zijn twee soorten sensitisatie: perifere sensitisatie en centrale sensitisatie. Bij beiden treden veranderingen op in de zenuwen die het pijnsignaal naar de delen van de hersenen brengen waar pijn wordt waargenomen. Door sensitisatie gaat de pijnzenuw zich anders gedragen en treedt een vorm van zenuwpijn op.
- Bij perifere sensitisatie zijn de gevoelszenuwen in de huid en spieren ontregeld. Ze geven een versterkt signaal naar ruggenmerg en hersenen waardoor pijn heviger zal aanvoelen en ook langer zal aanhouden.
- Bij centrale sensitisatie wordt het pijnsignaal in het ruggenmerg en de hersenen (=centrale zenuwstelsel) versterkt. Zo kan een prikkel die normaal niet pijnlijk is, zoals aanraking van de huid, hevige pijn uitlokken. Pijn kan ook optreden zonder duidelijke aanleiding of nooit meer helemaal verdwijnen.
Biopsychosociaal pijnmodel:
Ernstige pijn kan in grote mate uw welzijn en functie beïnvloeden. Zeker als deze langdurig aanwezig is. Andersom kunnen gedrag en mentaal welzijn een grote rol spelen in de beleving van pijn.
Het biopsychosociale model geeft de relatie weer tussen pijn en lichamelijk en geestelijk functioneren. Hierbij worden drie groepen factoren genoemd:
- Biologische of lichamelijke factoren: bv. verkramping, overbelasting, onderbelasting, zenuwschade, perifere en centrale sensitisatie
- Psychische of mentale factoren: bv. angst, depressie, eerdere traumatische ervaringen, opvoeding
- Sociale of omgevingsfactoren: bv. een drukke baan, zorg voor kinderen, gebrek aan zelfzorg, gebrek aan financiële middelen
Kortdurende pijn wordt vooral door biologische factoren bepaald.
Bij langdurige pijn gaan naast deze biologische factoren de psychische en sociale factoren een steeds grotere rol spelen.
Door de aanhoudende pijn kunnen beperkingen in de dagelijks activiteiten ontstaan, werk en hobby’s kunnen niet meer goed beoefend worden en ook de relatie met familie en vrienden kan verstoord geraken
Hierdoor ontstaat vaak een soort neerwaartse spiraal waardoor de pijn steeds erger lijkt te worden en lichamelijk en sociaal functioneren steeds verder achteruitgaat.
Pijn en beweging
Pijnklachten die voortkomen uit de botten, spieren, pezen en gewrichten, samen ook wel het ‘houdings- en bewegingsapparaat’ genoemd, geven pijn bij beweging of belasting.
Veel aandoeningen van het bewegingsapparaat herstellen vanzelf of met fysiotherapie. Blijvende beperking kan ontstaan door een ongeval of blessure, maar ook door slijtage of artrose. Operaties kunnen bij sommige aandoeningen een oplossing bieden, maar niet voor elke beschadiging is een operatie of prothese mogelijk. Ook na een geslaagde operatie kunnen er blijvende beperkingen zijn.
Zowel beweging als rust zijn belangrijk voor het herstel bij pijn van het bewegingsapparaat. Niet iedereen kan zelf goed inschatten welke activiteiten te veel of juist te weinig belastend zijn. Een aangepast oefenprogramma dat rekening houdt met uw huidige kracht en beperkingen kan in deze situatie helpen. Pijnrevalidatie kan ingezet worden wanneer uw pijn de kwaliteit van uw leven aantast en u beter wil leren omgaan met de pijn.
Soms worden pijnstillers of ontstekingsremmende medicijnen voorgeschreven om pijnlijke oefeningen toch mogelijk te maken of om zwelling te verminderen.
Onderbelasting: Wanneer u door de pijn langdurig bepaalde activiteiten gaat vermijden, geeft dat verdere verzwakking in de spieren en pezen. Door spierzwakte krijgen de botten en gewrichten minder steun. Zo krijgt u steeds meer pijn bij steeds minder inspanning.
Overbelasting: Gaat u steeds door de pijn heen en blijft u ondanks steeds erger wordende pijn toch doorgaan, dan kan dit leiden tot soms onomkeerbare letsels. Activiteiten doseren, rustpauzes inlassen en hulpmiddelen inzetten die uw houding verbeteren.
Psychische factoren die pijn beïnvloeden
Dagelijkse pijn heeft invloed op het humeur en het welzijn. Het kan gevoelens van frustratie, verdriet en wanhoop geven. Wanneer er geen medische oplossing is voor de pijn of als een aandoening ongeneeslijk is ontstaat vaak angst voor de toekomst. Wanneer dagelijkse pijn uw humeur of relaties teveel beïnvloedt kan psychologische ondersteuning u helpen om krachtiger te worden.
Soms kunnen bepaalde psychologische factoren de pijn negatief beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn ernstige traumatische ervaringen in het verleden en posttraumatische stress stoornis, angststoornissen en chronische stress of burn-out klachten. Deze factoren kunnen leiden tot een verhoogde gevoeligheid voor pijn.
Om meer grip te krijgen op uw pijn kan psychologische hulp ingezet worden. De psycholoog kan uw pijn niet verminderen, maar kan u wel helpen om beter om te gaan met uw pijn. Zo kan de impact van de pijn op het mentaal welzijn en relaties verbeteren. Wanneer u verwezen wordt naar een psycholoog betekent dit dus geenszins dat uw arts denkt dat uw pijn niet echt is.
Pijnrevalidatie volgens het biopsychosociaal model
Het doel van pijnrevalidatie is ‘het verbeteren van de kwaliteit van leven door zelfstandig om leren gaan met de pijn en de gevolgen voor het dagelijks leven’.
Pijnrevalidatie wordt ingedeeld in 4 clusters:
- Cluster 1: activiteitenniveau optimaliseren
bv. door structuur aan te brengen en een betere verhouding tussen activiteiten en rust - Cluster 2: anders leren denken en voelen
bv. door beter inzicht in pijnonderhoudende factoren - Cluster 3: anders doen
bv; anders invullen rol in gezin, aanvaarden van beperkingen en hulpmiddelen - Cluster 4: stoornissen in het functioneren
verbeteren uithoudingsvermogen en soepelheid, aanpakken slaapstoornissen
Om het revalidatietraject een succes te laten zijn, zijn persoonlijke motivatie en bereidheid tot gedragsverandering belangrijk.
Samengevat kan de behandeling volgens het biopsychosociaal model helpen om de onderhoudende factoren van de pijn te verminderen of weg te nemen.
Pijnvermindering is bij pijnrevalidatie niet het voornaamste doel, wel het verminderen van de gevolgen van de pijn op welzijn en kwaliteit van leven.