Pijn door beknelde zenuw in de rug
Rughernia
Een discus hernia of HNP (Hernia Nuclei Pulposi) ontstaat wanneer de zachte kern van een tussenwervelschijf door het harde kapsel uitpuilt en hierdoor druk veroorzaakt op het ruggenmerg of de zenuwen.
Oorzaken
Een hernia in de lage rug komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij het ontstaan van de klachten ligt tussen de 25-40 jaar.
De tussenwervelschijven (discus intervertebralis) zijn een soort van elastische stootkussens tussen twee opeenvolgende wervels. Door slijtage of overbelasting ontstaan kleine scheurtjes in het kapsel van de discus. De eigenlijke discus hernia, waarbij het binnenste deel van de discus gaat uitpuilen, ontstaat dan door een verkeerde beweging of tijdens het heffen van een zwaar voorwerp. Als een discus hernia op een zenuw drukt ontstaat uitstralende pijn in een of beide benen, dit wordt radiculaire pijn genoemd.
In de meeste gevallen geneest de pijn van een discus hernia vanzelf na verloop van tijd, maar pijnklachten kunnen erg hevig zijn en houden vaak lang aan. Bij 10 – 20 % van de patiënten met discus hernia is een operatie noodzakelijk om de druk op de zenuw weg te nemen, dit is met name wanneer ook krachtverlies optreedt.
Er zijn nog andere zaken die druk op een zenuwwortel kunnen geven, zoals:
- Foramenstenose: artrose van de opening waar de zenuwwortels uittreden
- Anterolisthesis en retrolisthesis: het verschuiven van 2 wervels ten opzichte van elkaar, meestal door gevorderde artrose.
- Kanaalstenose: vernauwingen in het midden van het wervelkanaal door toegenomen artrose.
Klachten
De meest voorkomende klacht is radiculaire pijn: dit is lage rugpijn met uitstraling naar het been over het verloop van de beknelde zenuw. Pijn door druk op een zenuwwortel kan gepaard gaan met pijnuitstraling, tintelingen, verminderd gevoel of zelfs krachtverlies. Vaak zit de pijn alleen in het been met weinig of geen lage rugpijn. De klachten kunnen toenemen bij bepaalde bewegingen of drukverhoging (hoesten, niezen, persen).
Diagnose
Eerst wordt nagegaan of er ernstige onderliggende ziektes zijn die de klachten kunnen verklaren: de zogenaamde rode vlaggen worden uitgesloten.
De aard van de pijn en het verloop van de klachten wordt volledig uitgevraagd. Bij chronische pijn wordt er een inschatting gemaakt van de lichamelijke en psychologische factoren die de pijn in stand houden.
Lichamelijk onderzoek omvat onderzoek van de pijnlijke zone, actief en passief bewegingsonderzoek en neurologisch onderzoek.
Röntgenfoto’s en MRI-scan zijn meestal nodig om de aard van de beknelling in beeld te brengen en de behandelmogelijkheden te onderzoeken.
De pijnspecialist kan aanvullend onderzoek vragen om de juiste plaats van de beknelling te onderzoeken of om een invasieve pijnbehandeling voor te bereiden.
Meestal zal een spontane verbetering van de klachten optreden. Bij een normaal verloop is aanvullende beeldvorming meestal niet noodzakelijk.
Bij twijfel over de oorzaak van de pijn kan u worden doorverwezen naar andere specialisten (neuroloog, orthopeed).
Behandeling
In de eerste 4-6 weken zien we bij 70% van de patiënten met een rughernia een opmerkelijke vermindering van de pijnklachten. 60% is na die periode ook al terug aan het werk. Er wordt in dat geval ondersteunend gewerkt met medicijnen zoals ontstekingsremmers en paracetamol. Ook amitriptyline, pregabaline, gabapentine en/of duloxetine kunnen gebruikt worden. Dit zijn medicijnen die tegen zenuwpijn kunnen helpen, naast hun oorspronkelijk gebruik tegen epilepsie en depressie. Morfine-achtige pijnstillers moeten zeer voorzichtig worden gebruikt, omdat bij misbruik verslaving en overdosering kan optreden. Soms worden ze tijdelijk ingezet om de revalidatie en fysiotherapie/oefentherapie te ondersteunen en kunnen ze daarna weer worden afgebouwd. Bij ernstige pijn door gevorderde slijtage kunnen morfine-achtige pijnstillers zoals morfinepleisters de functie en kwaliteit van leven verbeteren.
Soms is een invasieve pijnbehandeling met injecties of elektriciteit noodzakelijk om de pijn onder controle te krijgen. Te denken valt dan aan een epidurale injectie (interlaminair (op de middellijn) of transforaminaal (aan één zijde)), een PRF behandeling van een of meerdere zenuwwortels of neurostimulatie bij blijvende pijn na rugoperaties. Binnen het Bravis Pijncentrum bestaat het Zorgpad HNP waarbij u door tussenkomst van de huisarts op een snelle en efficiënte manier verwezen wordt voor beeldvorming (MRI) en beoordeling door de neuroloog. Hierna komt u zo spoedig mogelijk bij ons voor het verrichten van een transforaminale injectie. Dit zorgpad HNP dient wel in de eerste weken na het ontstaan van de pijnklachten door de hernia ingezet te worden voor het meest optimale resultaat.
Een invasieve behandeling kan noodzakelijk zijn bij ernstige pijn die niet voldoende met medicijnen onder controle te brengen is en soms wordt een invasieve pijnbehandeling ingezet om een operatie te vermijden of uit te stellen. Voordat een behandeling uitgevoerd zal worden, wordt er nagegaan of er recente beeldvorming gebeurd is en of er redenen zijn waardoor een inspuiting niet mogelijk is. In sommige gevallen zal een operatieve ingreep noodzakelijk blijken.
Bij het onderzoek naar en behandeling van herniapijn kunnen meerdere specialisten betrokken zijn. Veelal zijn dit de neuroloog, neurochirurg, orthopeed en pijnarts. Op indicatie kunnen revalidatiearts, psycholoog en fysiotherapeut hierbij betrokken zijn.
Als het vermoeden bestaat dat de pijn naast lichamelijke klachten ook andere, niet-lichamelijke klachten veroorzaakt, kunnen psycholoog, psychosomatisch fysiotherapeut of revalidatiearts geconsulteerd worden om het functioneren, ondanks de pijnklachten, zo optimaal mogelijk te houden. Het biopsychosociaal pijnmodel wordt dan met u besproken.
Het kan dus voorkomen dat uw klachten gecombineerd behandeld worden door meerdere specialismen.