80% van de mensen krijgt ooit op enig moment in zijn of haar leven te maken met lage rugpijn, 5% hiervan heeft jaarlijks een episode van lage rugpijn. De piek bevindt zich tussen 35-jarige en 55-jarige leeftijd. Er worden evenveel mannen als vrouwen getroffen.
De oorzaak van lage rugpijn is vaak het gevolg van het feit dat we als mens rechtop lopen. De kracht die hierbij op de tussenwervelschijven en gewrichten wordt uitgeoefend kan in bepaalde houdingen enorme proporties aannemen.
Lage rugpijn wordt gedefinieerd als pijn en disfunctioneren van de lage rug. Deze pijnklachten kunnen gepaard gaan met pijn en disfunctioneren in de benen.
Meestal verdwijnt rugpijn vanzelf na verloop van tijd. Belangrijke risicofactoren zijn overbelasting en onderbelasting.
Lage rugpijn kan het gevolg zijn van een ongeval of van slijtage van de wervelkolom. Artrose of slijtage van botten en gewrichten is een normaal gevolg van ouder worden. Een slechte houding, overbelasting en onderbelasting (bijvoorbeeld een zittend beroep) kunnen artrose en slijtage in de hand werken.
Slijtage kan op verschillende plaatsen in de rug optreden.
Er zijn verschillende soorten rugpijn. Deze worden op basis van de onderliggende oorzaak onderverdeeld.
Eerst wordt er gekeken of er geen ernstige onderliggende ziekte aanwezig is die de klachten kan verklaren: de zogenaamde rode vlaggen worden uitgesloten.
Er wordt geluisterd en gekeken naar de klachten. De aard van de pijn en het verloop van de klacht wordt volledig uitgevraagd. Bij chronische rugpijn wordt er een inschatting gemaakt van de lichamelijke en psychologische factoren die de pijn helpen in stand houden.
Lichamelijk onderzoek omvat onderzoek van de pijnlijke zone, actief en passief bewegingsonderzoek en neurologisch onderzoek.
Soms is aanvullend onderzoek nodig. Beeldvorming is nodig wanneer een onderliggend probleem wordt vermoed (bijvoorbeeld een breuk of tumoren). Soms wordt beeldvormend onderzoek (MRI of radiologisch onderzoek) gebruikt om de behandelmogelijkheden te onderzoeken of om een invasieve pijnbehandeling voor te bereiden.
De behandeling kan verschillen al naargelang de onderliggende oorzaak. We maken een onderscheid tussen conservatieve behandeling zoals de gewone pijnstillers (paracetamol en/of ontstekingsremmers) en antineuropatische pijnstillers zoals amitriptyline, pregabaline, gabapentine, duloxetine. Dit zijn medicijnen die tegen zenuwpijn kunnen helpen, naast hun oorspronkelijk gebruik tegen epilepsie en depressie.
Morfine-achtige pijnstillers moeten zeer voorzichtig worden gebruikt bij rugpijn, omdat bij misbruik verslaving en overdosering kan optreden. Soms worden ze tijdelijk ingezet om de revalidatie en oefentherapie te ondersteunen en kunnen ze daarna weer worden afgebouwd. Bij ernstige pijn door gevorderde slijtage kunnen morfine-achtige pijnstillers zoals morfinepleisters de functie en kwaliteit van leven verbeteren.
Fysiotherapie en TENS in de vorm van core stability training en oefeningen om soepelheid te bevorderen zullen ook meestal besproken en ingezet worden bij deze klachten.
Mocht dit allemaal niet baten dan kunnen injecties of elektrische behandelingen overwogen worden. Om de diagnose te bevestigen kan een proefblokkade van de lumbale facetgewrichten uitgevoerd worden ter diagnostiek. Als de pijnklachten hiermee voor minstens de helft verminderen zijn aanvullende invasieve pijnbehandelingen mogelijk. Deze “definitieve” behandeling (denervatie van de facetgewrichten) wordt, net als een epidurale injectie, niet langer vergoed bij lage rugpijn zonder uitstraling. In het Bravis Pijncentrum worden deze behandelingen nog wel uitgevoerd, maar dan tegen eigen kosten. Mocht u hiervoor in aanmerking komen, dan wordt dat ALTIJD met u besproken op het spreekuur.
Vaak zal de behandeling neerkomen op een combinatie van de verschillende mogelijkheden.
Bij het onderzoek naar en behandeling van lage rugpijn kunnen meerdere specialisten betrokken zijn. Veelal zijn dit de orthopeed, neuroloog en pijnarts. Op indicatie kunnen revalidatiearts, psycholoog en fysiotherapeut hierbij betrokken zijn.
Vaak gebeurt de pijnbehandeling op verwijzing van orthopeed, neuroloog of neurochirurg. Het effect van de pijnbehandeling bepaalt soms of operatief ingrijpen nuttig is. De pijnspecialisten overleggen wekelijks met neurologen en orthopeden om meer complexe situaties te bespreken.
Bij ernstige chronische klachten waar zowel conservatieve als invasieve behandeling onvoldoende beterschap biedt is vaak een multidisciplinaire benadering noodzakelijk. Hiervoor werken we samen met de revalidatie afdeling. Informatie over pijnscreening en pijnrevalidatie kan u elders op deze website terugvinden.